Nieuwsitem van 28-10-2025
Q&A allergenenbeleid door NVWA gepubliceerd
De NVWA heeft een Q&A gepubliceerd met de meest gestelde vragen uit de voedingsmiddelenindustrie over het Nederlandse allergenenbeleid. De antwoorden zijn tot stand gekomen in samenwerking met de NVWA, FNLI, CBL, Allergenen Consultancy en zijn getoetst door Stichting Voedselallergie, Nederlandse Coeliakie Vereniging, ProVeg Nederland en het Ministerie van VWS. Het doel is om duidelijkheid te bieden over de implementatie van het beleid, de etikettering en de risicobeoordeling rondom allergenen en kruisbesmetting. De Q&A omvat vele vragen en antwoorden. De belangrijkste zijn hieronder opgenomen.
Implementatie van het nieuwe beleid
Vanaf 1 januari 2026 moeten alle etiketten voldoen aan de nieuwe regels. Het uitgangspunt is de productiedatum: producten die vóór 1 januari 2026 zijn geproduceerd mogen nog worden uitverkocht, mits ze veilig zijn.
Import, export en Europese harmonisatie
Het Nederlandse beleid is afgestemd op Europese verordeningen en internationale ontwikkelingen. Wederzijdse erkenning geldt voor producten uit andere lidstaten, waar de onderbouwing van PAL kan afwijken. Het Nederlandse beleid staat twee typen bewoordingen toe, waarmee voldaan kan worden aan bewoordingsvereisten in andere landen. Het principe van risicobeoordeling met toepassing van referentiedosissen is niet in alle landen vastgelegd. Voor export naar andere EU-landen gelden soms andere referentiedosissen of actielimieten. Hoewel geen enkel Europees land het gebruik van ED01 voorschrijft, wordt deze referentiedosis internationaal soms nog toegepast. Binnen de Codex Alimentarius is ED05 als uitgangspunt gekozen voor het gebruik van PAL. De besprekingen hierover zijn vergevorderd.
Zodra dit definitief wordt vastgesteld, is een brede harmonisatie binnen Europa en daarbuiten te verwachten.
Bewoording en weergave van PAL
Alleen de bewoordingen “Kan xxx bevatten” of “Niet geschikt voor xxx” zijn toegestaan. Bij de keuze “Niet geschikt voor” moet de ziekte benoemd worden. Dat kan bij glutenbevattende granen zowel coeliakie als bijvoorbeeld tarwe-allergie zijn. Deze bewoording kan verwarrend zijn als alleen de kruisbesmettingsallergenen genoemd worden en niet de allergenen die als ingrediënt ook aanwezig zijn. Patiëntenorganisaties hebben daarom een voorkeur voor “Kan bevatten”.
Een PAL-vermelding hoeft niet verplicht in een afwijkend lettertype te staan, zoals “Kan PINDA bevatten”. Maar het mag wel.
Een PAL mag niet gebruikt worden als een allergeen bewust is toegevoegd; dan moet het altijd in de ingrediëntenlijst staan.
Bij assortimentsverpakkingen mogen ingrediënten en PAL samengevoegd worden, maar het verdient de voorkeur om per component te etiketteren.
Allergeenbenaming in een PAL
Allergenen moeten in de ingrediëntenlijst benoemd worden volgens bijlage II van Verordening (EU) nr. 1169/2011. Dit is een specifieke verwijzing naar het allergeen. Dit geldt ook voor de vermelding in de PAL. Bijvoorbeeld: “Kan melk bevatten” als kruisbesmetting met weipoeder kan optreden.
In de Verordening zijn voor de groepen glutenbevattende granen en noten de afzonderlijke soorten specifiek benoemd in een zogenoemde “uitputtende lijst”. Voor glutenbevattende granen worden vier graansoorten genoemd (tarwe, rogge, gerst en haver) en bij noten zijn dat er acht. Andere soorten dan die genoemd zijn, vallen niet onder de wetgeving.
Uitgangspunt is dat de benoemde soorten moeten specifiek benoemd worden in de lijst van ingrediënten en dus ook in een PAL. Er zijn enkele uitzonderingen, zie onder. Bij de allergeengroepen schaaldieren, vis en weekdieren worden de specifieke soorten niet benoemd in de Verordening. Er zijn vele tientallen soorten en er is geen sprake van een “uitputtende lijst”. In een PAL kan daarom het woord schaaldier, vis of weekdier gebruikt worden en hoeft niet de specifieke soort benoemd te worden.
Enkelvoud of meervoud mag beide: “Kan amandel bevatten” of “Kan amandelen bevatten”.
Noten
Mensen met een notenallergie reageren vaak op specifieke noten, zoals cashew en pistache of walnoot en pecannoot, terwijl andere noten wel verdragen worden. Daarom is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de verschillende nootsoorten. In een PAL (Precautionary Allergen Labelling) mag de generieke term “noten” gebruikt worden als aantoonbaar risico op kruisbesmetting met alle wettelijke nootsoorten bestaat, ondanks preventieve maatregelen. Bijvoorbeeld als “kan noten bevatten”. Als bepaalde noten al als ingrediënt vermeld zijn, kan “kan andere noten bevatten” gebruikt worden.
Het is niet nodig dat kruisbesmetting met alle nootsoorten altijd tegelijk kan optreden. Bijvoorbeeld: bij wisselende producties of grondstoffen kan kruisbesmetting met een bepaalde nootsoort soms wel en soms niet voorkomen. Het is belangrijk te voorkomen dat de PAL, en dus het etiket, op hetzelfde product te vaak verandert.
Granen en gluten
Granen bevatten gluten én andere eiwitten. Voor mensen met een specifieke graanallergie, zoals tarwe-allergie, is het onderscheid tussen granen belangrijk. Spelt is een tarwesoort, dus “kan tarwe bevatten” volstaat. “Spelt” en “gluten” mogen aanvullend vermeld worden, maar niet in plaats van “tarwe”. Dus bij kruisbesmetting met tarwe of spelt kan vermeld worden:
- “kan tarwe bevatten”
- “kan tarwe (gluten) bevatten”
Maar niet: “kan gluten bevatten”. Gluten is niet het allergeen, maar het graan dat gluten bevat. Als de graansoort niet te achterhalen is, mag “kan glutenbevattende granen bevatten” gebruikt worden. Zijn er al glutenbevattende granen als ingrediënt vermeld, dan kan “kan andere glutenbevattende granen bevatten” gebruikt worden.
Grondstofinformatie en kruisbesmetting in de keten
Grondstofleveranciers of B2B-leveranciers kunnen wel een risicobeoordeling uitvoeren, maar niet de hoeveelheid allergeen door kruisbesmetting toetsen aan veilige grenswaarden. Daarvoor is inzicht nodig in hoe hun grondstoffen worden toegepast in eindproducten. Daarnaast kan bij producenten van consumentenproducten ook aanvullend kruisbesmetting optreden in hun proces. Voor een volledige beoordeling of een PAL nodig is, moeten beide bronnen worden meegenomen. Om een kwantitatieve beoordeling mogelijk te maken door producenten van consumenteneindproducten, moeten leveranciers informatie aanleveren over de hoeveelheid allergeen aan de volgende schakel in de keten.
Hiervoor kan bijvoorbeeld het allergenensjabloon gebruikt worden.
Risicobeoordeling: kwantitatief en kwalitatief
Voor elk eindproduct is een risicobeoordeling nodig, waarbij rekening wordt gehouden met zowel kruisbesmetting uit grondstoffen als in het productieproces. De validatievan de reiniging vormt een essentieel onderdeel van de risicobeoordeling van het proces. Hierbij wordt uitgegaan van de worst-case situatie. Dit is niet het vergeten van een reiniging. Dat wordt als een incident gezien. Bij het kiezen van een productovergang voor een validatie zijn belangrijke aandachtspunten voor deze worst-case:
- Reinigingsmethode: kies een overgang na de mildste reiniging.
- Verwijderbaarheid: kies een product dat lastig te verwijderen is (bijv. plakkerig).
- Allergeen-eiwitgehalte: kies een product met de hoogste hoeveelheid allergeen eiwit.
In de Q&A zijn ook alternatieve manieren beschreven om een kwantitatieve risicobeoordeling op een eenvoudige manier uit te voeren. Zoals het wegen van deeltjes die na een reiniging op de lijn gevonden worden.
Bij ambachtelijke producten mag een kwalitatieve risicobeoordeling uitgevoerd worden. Er is dan geen concentratie van de kruisbesmetting bekend, bijvoorbeeld uit analyse, maar alleen of kruisbesmetting wel of niet kan optreden. De stappen van een kwalitatieve risicobeoordeling zijn gelijk aan die van een kwantitatieve risicobeoordeling. Ook moet er bewijs zijn dat kruisbesmetting daadwerkelijk optreedt (zie ook onder bij productie in dezelfde ruimte). Ambachtelijke levensmiddelen zijn voorverpakte producten die rechtstreeks in kleine hoeveelheden worden geleverd aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel, die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.
Productie in dezelfde ruimte
Het verwerken van verschillende allergenen in dezelfde ruimte is niet automatisch reden voor het gebruik van een PAL. Overdracht via de lucht leidt zelden tot besmetting van voedingsmiddelen in niveau's die een risico vormen voor mensen met een allergie. De geur vormt geen risico voor de producten die daar bereid worden. Alleen in uitzonderlijke situaties, zoals bij veel stof of gebruik van perslucht, kan besmetting van significante hoeveelheden productdeeltjes optreden. De hoeveelheid productdeeltjes is dan hoger dan de ED05 hoeveelheid.
Belangrijk is om verschil te maken tussen voedselallergie en inhalatieallergie:
- Bij voedselallergie ontstaan klachten na het eten van een allergeen. Hiervoor is een zichtbare hoeveelheid allergeen nodig.
- Bij inhalatieallergie ontstaan klachten na het inademen van allergenen. De benodigde hoeveelheid is veel kleiner dan bij via blootstelling via de mond en kan leiden tot ademhalingsproblemen zoals hooikoorts of astma. Een bekend voorbeeld is bakkersastma door tarwebloem in de lucht.
Sommige allergenen, zoals eipoeder, tarwebloem, vis en schaaldieren, kunnen als microscopisch kleine deeltjes (aerosolen) in de lucht komen. Deze kunnen klachten veroorzaken bij gevoelige personen bij inhalatie. Maar als deze deeltjes op andere producten terechtkomen, is de hoeveelheid te klein om een reactie via de mond te veroorzaken. Voor personeel en bezoekers kunnen luchtallergenen wel een gezondheidsprobleem vormen. Daarom is het belangrijk om preventieve maatregelen te nemen, zoals goede ventilatie en het vermijden van perslucht bij stoffige producten.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat bij verwerking van tarwebloem een afstand van 2 meter voldoende is om glutenvrije producten veilig te bereiden in dezelfde ruimte.
Referentiedosis en concentratie
De referentiedosis (ED05) is de basis voor het bepalen van actielimieten. De referentiedosissen zijn breed inzetbaar en dekken ook kwetsbare groepen zoals kinderen. De referentiedosis (RfD) is een vaste hoeveelheid allergeen-eiwit (in mg) per eetmoment, en verschilt van een concentratie (ppm = mg/kg product), ook wel actielimiet genoemd. De actielimiet is afhankelijk van de consumptiegrootte en dus variabel: bij een kleinere consumptie mag de concentratie hoger zijn, en bij een grotere consumptie moet deze lager zijn.
Voor alle Europese allergenen uit Annex II uit Verordening (EU) nr. 1169/2011 is een eigen referentiedosis vastgelegd. Deze referentiedosissen zijn in de Beleidsregel allergenenetikettering uit voorzorg te vinden. Voor sulfiet wordt de grens van 10 ppm aangehouden die in de Annex van de Verordening is vermeld.

De ED05 van 5 mg voor tarwe geldt voor alle granen die gluten bevatten. Voor glutenvrije producten geldt echter een vaste grens van 20 ppm. Bij consumpties tot 250 gram ligt de actielimiet voor tarwe hoger dan 20 ppm. Daarom wordt de strengste grens aangehouden: als de berekende actielimiet boven de 20 ppm ligt, wordt alsnog de glutenvrije norm toegepast. En bij hogere consumpties wordt de actielimiet op basis van de ED05 aangehouden. Dit heet het “afkappen” van de actielimiet naar 20 ppm, en geldt voor elk afzonderlijk glutenbevattend graan én voor het totaal aan gluten bij kruisbesmetting.
Wanneer is kruisbesmetting te hoog?
Er zijn geen bovengrenzen vastgesteld. Een referentiedosis of actielimiet is een ondergrens: bij overschrijding daarvan wordt een PAL gebruikt. Hogere concentraties kruisbesmetting kunnen zelfs bij het nemen van preventieve maatregelen optreden. Bijvoorbeeld in moeilijk schoon te maken processen of bij puntbesmetting.
Er kan echter ook sprake zijn van een incident als bijvoorbeeld een reiniging vergeten is. Dan kunnen concentraties van honderden en zelfs duizenden ppm’s van een allergeen in een product aanwezig zijn. Dit wordt gezien als een out-of-control situatie waarvoor een PAL niet passend is. De reden van de hogere waarden zal dus achterhaald moeten worden en case-by-case beoordeeld moeten worden.
Handhaving en toezicht
De NVWA zal tijdens inspecties beoordelen of PAL correct wordt toegepast. Om te bepalen of een PAL op de juiste gronden wordt gebruikt, is een beoordeling van het productieproces nodig. Een PAL zonder onderbouwing of bij afwezigheid van risico is niet toegestaan.
Producten met te hoge kruisbesmetting moeten van de markt gehaald worden en gemeld worden bij de NVWA. Een product met kruisbesmetting wordt als schadelijk beschouwd wanneer de hoeveelheid allergeen boven de actielimiet ligt én er geen waarschuwing (PAL) op het etiket staat.
De Nederlandse overheid kan consumentenproducten op de Nederlandse markt, maar geproduceerd in het buitenland, analyseren. Levensmiddelen zonder PAL die toch een teveel aan allergenen bevatten zijn schadelijke levensmiddelen.
Wat moet gedaan worden als het product schadelijk is?
Bij het vaststellen van schadelijke producten moet melding gemaakt worden bij de NVWA. De schadelijke partijen moeten van de markt gehaald worden en de oorzaak van de aanwezigheid van het allergeen moet weggenomen worden. Alleen als tijdelijke uitzondering kan een gewijzigde PAL bijgestickerd worden. Dan mogen de levensmiddelen, die door deze aanvullende informatie niet meer als schadelijk worden gezien, worden uitverkocht. Het volledige etiket overstickeren mag altijd.
Als het niet mogelijk blijkt om de oorzaak weg te nemen en de kruisbesmetting altijd onder de actielimiet te houden dan zal het etiket blijvend aangepast moeten worden.
Bron: